
Halve flashcards voor woordjes
Leer hoe je stap voor stap de beste flashcards, of indexkaarten, kunt maken. Van een vuistdik boek tot een handige stapel kaartjes die je overal mee naartoe kunt nemen. Flashcards maken en leren ermee is leuk, effectief en efficiënt. Je ziet elke dag je vooruitgang en je kunt ze overal mee naartoe nemen. Ideaal voor even tussendoor.
In het kort:
1. De tekst of het lesmateriaal doorlezen
Lees de tekst die je moet leren grondig, zodat je weet wat er van je verlangd wordt. Lees de eerste keer zonder dingen te markeren. Begin de tweede keer met het markeren van belangrijke definties en termen.
2. Kort samenvatten
Maak een samenvatting als je dit wilt doen. Benadruk de belangrijkste definities, trefwoorden en sleutelzinnen. Als je geen samenvatting maakt, kun je deze definities rechtstreeks uit je boek halen.
3. Flashcards maken
Zet de definitie op de voorkant van een flashcard en de betekenis op de achterkant. Dit kan ook in de vorm van vragen, met schema's, tekeningen en meer.
Het soort flashcards dat je gebruikt, hangt af van het soort leerstof. Voor woorden en begrippen zijn kleine kaartjes ideaal. Voor diagrammen en correlaties heb je meer ruimte nodig. Wij hebben 3 formaten flashcards, elk voor een andere toepassing.
Deze zijn speciaal gemaakt voor het leren van woorden (zinnen) en korte definities. Je hebt 4 lijnen per kaart en ze zijn ideaal om mee te nemen.
Bekijk alle halve Flashcards
De standaardmaat is 7,4 x 10,5 cm. Gebruik ze voor grotere definities en termen, stel jezelf vragen of gebruik ze voor kleine tekeningen of schema's.
Toon alle A7 Flashcards
Onze XL flashcard (10 x 15 cm), zeer populair voor diagrammen en verbindingen. Zij worden ook vaak gebruikt als blocnotes, als alternatief voor een hele collegeblok.
Toon alle A6 Flashcards
Het begint altijd met het doornemen van het onderwerp, of het nu een compleet boek, een hoofdstuk of een woordenlijst is. Je moet weten wat je moet leren voordat je kunt leren.
Wijzelf geven er de voorkeur aan het materiaal twee keer door te nemen. De eerste keer ruwweg, voor een goed overzicht van de hoeveelheid en de structuur. De tweede keer gaan we intensiever te werk en beginnen we met markeren.
Wij zijn zelf erg pro-samenvatting, omdat het je dwingt onderscheid te maken tussen belangrijke en minder belangrijke onderwerpen.
Als het in jouw ogen onnodig is (of echt onzinnig, zoals bij woordenlijsten), kun je deze stap overslaan.
De termen, woorden, definities of sleutelzinnen uit je boek (of samenvatting) die je hebt gemarkeerd, kun je nu overzetten naar flashcards.
Dit is het voorbeeld van het maken van flashcards als er veel te leren valt, bijvoorbeeld, voor een examen. Maar je kunt ze voor veel andere dingen gebruiken. Denk aan formules, diagrammen, vragen en antwoorden en verbanden.
Als je de kaartjes hebt geschreven, worden de flashcards gesorteerd in drie boxen. Alle kaartjes beginnen in Box 1. Ken je er één? Dan schuift hij een boxje op, naar Box 2. Ken je er één uit 2? Dan gaat hij naar Box 3.
Heb je hem fout? Dan gaat hij weer terug naar Box 1.
De kaartjes uit Box 1 leer je elke dag
De kaartjes uit Box 2 leer om de drie dagen
De kaartjes uit Box 3 leer je om de vijf dagen
Deze methode is het zogenaamde Leitner Leersysteem en is wetenschappelijk bewezen één van de meest effectieve manieren om te leren.
Gebruik de Leitner boxen om het systeem gemakkelijk toe te passen
Colour Coding = leuk
We hebben een hele pagina met tips voor de beste flashcards, maar dit is de absolute top 3:
Misschien voor de hand liggend, maar toch. Als je zelf schrijft onthoud je beter. Dit komt omdat je motoriek wordt aangesproken.
Je hersenen moeten harder werken dan wanneer je typt. Je moet de vragen en antwoorden ook zelf formuleren, waardoor je ze ook beter en sneller onthoudt.
Met verschillende kleuren kun je woorden markeren, onderverdelingen maken en vooral: het is veel leuker. Kleur maken je flashcards duidelijker en overzichterlijker.
Trouwens, plaatjes zijn altijd makkelijker te onthouden dan tekst. En vooral als je ze zelf hebt gemaakt 😉
Probeer opsommingstekens te vermijden en gebruik één kaart per definitie of term. Er is een verschil tussen weten en herkennen.
Met een lijst herken je de definities of woorden alleen in relatie tot elkaar en in een spefieke volgorde. Op de kaartjes herken je de termen afzonderlijk, zeker als je alles door elkaar leert.
Herinneren doe je met je 5 zintuigen: zicht, geluid, geur, smaak en gevoel. Hoe meer zintuigen zijn betrokken bij een herinnering, hoe beter en langduriger hij wordt opgeslagen in ons lange termijngeheugen.
Nu ruiken onze kaartjes geweldig (don’t @ us) en voelen ze ook heel fijn maar ze smaken wat minder. In ieder geval 3 elementen die niet bij iedereen gegarandeerd succesvol zijn. Blijft over: beeld en geluid. Beeld hebben we besproken: (kleur! tekeningetjes! arceren!), maar spreek de vragen en de antwoorden ook hardop uit. Dan heb je in ieder geval 2 van de 5 zintuigen aangesproken (ha-ha) en is de kans groter dat je het herinnert.
Je kunt op de bank hangen en stuk voor stuk de kaartjes leren. Maar dankzij de creativiteit van onze klanten weten we dat er talloze manieren zijn om ze op een leukere manier te lezen.
Leg ze op de trap: 1 kaartje per tree. Heb je er één fout moet je weer helemaal naar beneden. Wedden dat je ze in een razend tempo kent als je telefoonlader boven ligt?
Plak ze op de deur van de WC. Is eens iets anders dan door je tijdlijn scrollen
Overhoor elkaar en maak er een wedstrijd van. Wie als eerste 50 kaartjes goed heeft wint een *insert favo snack*